Lichamelijke en geestelijke mishandeling
De verdachten waren leidinggevende en zorgverlener op een zorgboerderij voor personen met een verstandelijke beperking in combinatie met gedragsproblemen, psychiatrische problematiek en lichamelijke beperkingen. Gedurende een aantal jaren hebben zij meerdere bewoners met voorbedachten rade lichamelijk en geestelijk mishandeld en vernederd en daarnaast gedoogd of zelfs aangemoedigd dat collega’s hetzelfde deden. In totaal tien bewoners hebben geleden onder een afschuwelijk regime, en dat op een plek waar zij zich bij uitstek veilig hadden moeten voelen: hun thuis.
Tijdens het uitvoeren van de handelingen werd er nogal eens gelachen, of spottend en vernederend gesproken tegen en over de bewoners, die hiertegen geen enkel weerwoord konden bieden.
De combinatie van de mishandelingen van kwetsbare mensen met deze vernederende houding wekt een sadistische indruk.
Strafmotivering
De gevolgen voor de bewoners zijn groot, zo blijkt onder meer uit de toelichting bij de vorderingen tot schadevergoeding die namens de bewoners zijn ingediend. Er wordt gesproken over trauma’s, schrikachtigheid, agressie en angsten.
Deze strafzaak heeft ook de nodige maatschappelijke ophef veroorzaakt. Door het handelen van verdachten moet het vertrouwen van familieleden en anderen in de zorg voor hun kwetsbare en afhankelijke naasten ernstig zijn aangetast. Maar ook breder in de maatschappij heeft het handelen van verdachten een schok teweeg gebracht: bij zorgverleners, familieleden van een kind met beperkingen en anderen die zich het lot van mensen zoals de bewoners van de zorgboerderij aantrekken.
Gedurende het proces hebben verdachten geen enkele vorm van passende reflectie op hun daden getoond. De rechtbank neemt dit verdachten zeer kwalijk.
Strafoplegging
Naar het oordeel van de rechtbank komt voor dergelijke stelselmatige en sadistisch gekleurde mishandelingen alleen een langdurige en onvoorwaardelijke gevangenisstraf in aanmerking. De rechtbank heeft overwogen dat de impact van alle media aandacht strafmatigend zou kunnen werken. De naargeestige aard en grote ernst en omvang van de feiten wegen echter zo zwaar, dat er naar het oordeel van de rechtbank geen ruimte is voor strafmatiging. Alles afwegend legt de rechtbank aan verdachten een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op van vijf jaar en vier maanden. Daarnaast wordt aan beide verdachten een beroepsverbod opgelegd. Vanwege de ernst van de feiten zal de rechtbank de duur van deze bijkomende straf bepalen op 10 jaren en vier maanden.