De verdachte heeft zich op 29 mei 2023 schuldig gemaakt aan een brute verkrachting en wederrechtelijke vrijheidsberoving van een medewerkster van de opvang voor uitgeprocedeerde asielzoekers waar hij verbleef. Hij heeft het slachtoffer gedurende een half uur opgesloten in zijn kamer, terwijl zij onder bedreiging van een mes seksuele handelingen moest uitvoeren bij en ondergaan door verdachte.
Strafmotivering
De verdachte heeft zich enkel en doelbewust laten leiden door zijn eigen lustgevoelens en geen waarde gehecht aan de wil van het slachtoffer en de gevolgen die zijn gedragingen voor haar zouden hebben. Voor het slachtoffer, een jonge vrouw die bij de opvang werkte omdat zij mensen wilde helpen die het moeilijk hebben en die op goede voet stond met verdachte, is dit een zeer angstige en traumatische gebeurtenis geweest die diepe sporen heeft nagelaten. De rechtbank rekent dit verdachte zwaar aan.
Gelet op de aard en de ernst van de feiten is de rechtbank van oordeel dat een forse gevangenisstraf op zijn plaats is. De oriëntatiepunten van de strafrechtspraak nemen als uitgangspunt bij verkrachting met geweld een gevangenisstraf voor de duur van drie jaar. De rechtbank ziet reden om een hogere straf op te leggen, gelet op de eerder genoemde omstandigheden, waaronder het gebruik van een mes, de duur van de verkrachting en het gegeven dat verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld voor geweldsfeiten. Daarnaast acht de rechtbank de gewelddadige vrijheidsberoving, die ook voortduurde nadat de politie was gearriveerd een zeer ernstig vergrijp. Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van 5 jaren passend en geboden is.
Deskundigen stellen op basis van verscheidene onderzoeken vast dat er een groot risico op herhaling bestaat bij verdachte. De rechtbank oordeelt daarom dat de veiligheid van anderen de oplegging van de tbs-maatregel vereist.
Strafoplegging
Alles overwegende is de rechtbank van oordeel dat, conform de eis van de officier van justitie, naast een gevangenisstraf voor de duur van 5 jaren, oplegging van de maatregel tot terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege noodzakelijk is. De rechtbank wijst ook de vordering van de benadeelde partij ter hoogte van € 8.000 toe.